Andriy
Hij had nooit aan deze reis moeten beginnen. Vanaf het begin was het gedoemd geweest te mislukken. Andriy staarde naar de akte in zijn hand. In kille woorden stond het zwart op wit: zijn vrouw was al een jaar dood. Het was een realiteit die hem telkens weer inhaalde. Zoals nu.
Wat bezielde hem om in de auto te springen en naar de grens te rijden? Hij had Tanya bij zijn moeder moeten brengen. Dan hadden zij samen een veilige plek kunnen zoeken om deze bizarre oorlog uit te zitten. Of nog beter: hij had zijn moeder mee moeten nemen naar de grens. Als hij tegengehouden werd, kon Tanya altijd nog met zijn moeder de grens oversteken. Had zijn moeder maar mee gewild Oekraïne uit. Maar op haar leeftijd ging ze haar geboorteland niet meer verlaten, had ze gedecideerd gezegd.
Diep in zijn hart wist hij wel waarom hij met Tanya richting Roemenië was vertrokken. Hij wilde niet zonder Tanya deze oorlog onder ogen zien. Hoe kon hij dit geweld doorstaan zonder de troost van de armpjes van zijn dochtertje om zich heen? Zonder zeker te weten dat ze veilig was? En hoe kon hij in Oekraïne blijven, een wapen oppakken en vechten? Hij was geen held. Hij was een liefdevolle vader. Hij wilde elke ochtend naar zijn werk rijden en elke avond zijn dochter ophalen en mee naar huis nemen. Hij wilde op zaterdag met haar door het park wandelen en naar haar gebabbel luisteren terwijl de zon door de kale takken van de bomen scheen.
De afgelopen 24 uur waren de vreemdste uren in zijn leven geweest. Zijn lichaam was stijf en stram van het stilzitten in de auto, ondanks de ontelbare keren dat hij uit was gestapt om zijn benen te strekken. De zon scheen op de koude velden terwijl Tanya lag te slapen op de achterbank. Hij hoopte dat ze nog een tijdje bleef slapen. Hoe langer ze in de auto zaten, hoe meer ze zat te jengelen als ze wakker was. Wat begreep zij nou van dit alles? Wie wil er 24 uur opgesloten zitten in een auto en millimeter voor millimeter het landschap aan zich voorbij zien trekken? Ze verveelde zich kapot.
De mensen die langsliepen met eten en drinken vond ze interessant, iedereen was aardig en maakte een praatje met haar. Maar als haar maagje gevuld was en haar dorst gelest, begon het gejengel weer. Hoe lang duurt het nog? Zijn ze er al bijna? Hij wou dat hij een antwoord had op haar vragen.
Twee uur had hij gestaard naar de douanepost en eindelijk kon hij zijn auto naast de beambte stil zetten. Er waren vragen. Andriy legde het uit, liet de overlijdensakte zien. De beambte was niet onder de indruk. Hij belde niet eens met zijn leidinggevende om te overleggen over deze uitzonderlijke situatie. Het antwoord was kort: nee. Hij mocht het land niet uit. Wat hij moest doen met Tanya? Dat was niet het probleem van de douanebeambte. Zij mocht wel Roemenië in, hij kon haar laten gaan, maar Andrei mocht geen stap zetten in die richting.
Vertwijfeld keek Andriy om zich heen. Achter hem stond de witte Lada die al uren achter hem reed. Het autootje zat volgepropt met oma, moeder, een zoontje en een berg bagage. Aardige mensen die uit een dorpje ten noorden van zijn woonplaats Chortkiv kwamen. Telkens als hij zijn benen ging strekken, was hij een van hen tegengekomen.
Nu stapte de moeder uit de auto. ‘Wat is er?’ vroeg ze. ‘Accepteren ze de overlijdensakte niet?’
‘Nee.’ Zijn stem klonk benepen. Het huilen stond hem nader dan het lachen. Wat nu?
De vrouw, Yulia, kwam naast hem staan. ‘Ga je terug?’ vroeg ze.
‘Waarheen? Volgens mij komen we niet eens meer langs de Russen als we terugrijden naar Chortkiv.’ Hij had zijn moeder een uur geleden nog aan de lijn gehad en die zat al de hele dag in een schuilkelder terwijl Chortkiv elk moment gebombardeerd kon worden. Dat was geen plaats om naar terug te keren.
‘Ik wil je graag helpen. Het is niet veilig om met Tanya hier te blijven. Denk aan de trauma’s die ze zal oplopen in deze oorlog. Wij willen Tanya meenemen de grens over en voor haar zorgen. Tot we jullie kunnen herenigen.’
Andriy staarde haar aan. Wat te zeggen? Hij kende deze vrouw niet echt. Het gezin leek liefdevol en betrouwbaar maar wat wist hij ervan?
‘We zullen voor haar zorgen. Echt. Je mag bellen zo vaak je wilt, zo vaak je kunt. Om te zien hoe het met haar gaat. In Roemenië is ze veilig, er is vrede. Ze krijgt liefde en eten van ons, ze kan misschien zelfs naar school. Ze is welkom bij ons.’
Andriy keek naar de auto. Hij wilde de beslissing niet nemen, voelde nu al hoe zijn hart verscheurd werd bij de gedachte aan afscheid. Maar ergens wist hij ook: hij had geen keuze.
‘Meneer, u houdt de rij op,’ klonk een ongeduldige beambte achter hem. ‘Er willen nog duizenden anderen deze grens oversteken. Vandaag nog. Dus als u aan de kant gaat voor degenen die wel het land uit mogen.’ De man zwaaide in de richting waar Andriy heen moest rijden.
‘Ik rijd de auto daarheen,’ wees hij Yulia aan. ‘En dan kom ik Tanya bij jullie brengen.’ Hij draaide zich om naar de beamte. ‘Tanya gaat wel de grens over, ze kan met deze mensen mee.’
Snel regelde hij de formaliteiten met de douane, daarna parkeerde hij zijn auto naast de rij. Hij had besloten niet te huilen. Niet nu. Zachtjes maakte hij Tanya wakker. ‘Lieverd, weet je nog de aardige mensen uit de auto achter ons? De oma, de moeder en het jongetje Bogdan? Waar je zo leuk mee hebt gespeeld vanmorgen?’
Tanya knikte.
‘Je mag met hen mee om in Roemenië te gaan logeren. Ik blijf in Oekraïne om ons huis te bewaken. Dan weten we zeker dat het er nog staat als je straks terugkomt.’ Andrei wist niet eens of zijn huis er nog stond, maar dat hoefde Tanya niet te weten. ‘Ik bel je zo vaak ik kan. Elke dag. Voor je het weet zien we elkaar weer.’
Hij begon de spullen van Tanya te verzamelen, dankbaar dat hij hun spullen gescheiden had ingepakt. Haar koffertje met kleren en toiletspullen. Haar tas met knuffels, kleurspullen en haar favoriete voorleesboek. Toen maakte hij Tanya los, zette haar naast de auto en ging gehurkt naast haar zitten, zijn armen wijd. Tanya vloog in zijn armen, vlijde zich tegen hem aan. Huilde. ‘Ik wil niet dat je gaat, papa. Ik ken die mensen niet. Ik wil met jou mee.’
‘Dat weet ik liefje, ik wil ook bij je blijven. Maar het kan echt niet. We hebben geen keuze.’ Andrei slikte zijn tranen weg. Niet huilen. Niet nu.
Toen pakte hij het koffertje en de tas, en tilde hij Tanya in zijn armen. Zo liep hij naar de witte Lada toe, die klaarstond om niemandsland in te rijden.